|
Toen een oude molenaar stierf,
liet hij zijn drie zoons alleen zijn molen, een ezel en zijn kat na. De
verdeling was snel gebeurd. |
|
Op een dag, toen hij zeker wist, dat de koning met
zijn dochter, de mooiste prinses van de hele wereld, een luchtje wilde scheppen
langs de oever van de rivier, zei hij tegen zijn meester: “Indien u mijn raad
wilt opvolgen, is uw fortuin gemaakt. U hoeft slechts in de rivier te gaan baden
op de plek dat ik u zal aanwijzen, en laat de rest aan mij over." De Markies van Carabas deed wat zijn kat hem aanraadde, niet wetend waarom of waarvoor. Terwijl hij aan het baden was, kwam de Koning voorbij en de kat begon heel hard te roepen en met zijn voorpoten te zwaaien. “Help! help! de Markies van Carabas verdrinkt." Toen de Koning dit geroep hoorde, stak hij zijn hoofd uit het koetsraampje. Hij herkende meteen de kat, die hem zo vaak een goede jachtbuit had gebracht en beval zijn lijfwachten onmiddellijk de Markies van Carabas te hulp te komen. Terwijl zij de arme Markies uit de rivier trokken, liep de kat naar de koets en vertelde de Koning dat, terwijl zijn meester zich aan het baden was, er enkele dieven waren gekomen, die er met zijn kleren vandoor waren gegaan. Ondanks dat hij nog uit alle macht had geroepen: "houdt de dief", hadden ze toch de kleren meegenomen. Maar de slimme Kat had ze verborgen onder een grote steen. De koning geloofde het verhaal en gaf dadelijk opdracht aan zijn kleedknechten, om snel een van zijn mooiste kostuums voor de Markies van Carabas te halen. |
De
Koning was buitengewoon vriendelijk tegen hem en in de mooie kleren die
hij had gekregen zag hij er nog knapper uit dan hij al was. De dochter
van de koning vond hem er al heel leuk uit zien, maar toen de Markies
van Carabas haar een paar keer lief had aangekeken, werd zij
dolverliefd. De koning stond erop dat hij ook in de koets stapte en zo
de rijtoer meemaakte. De kat, geheel in de wolken dat zijn plan begon te
lukken, liep vooruit. En toen hij enkele boeren tegenkwam, die een weide
aan het maaien waren, zei hij tegen hen: "Beste mensen, als jullie niet
tegen de Koning zeggen dat het weiland, dat jullie aan het maaien zijn,
het eigendom is van de Markies van Carabas, zal het niet best met jullie
aflopen.” Toen de koning even later aan de maaiers vroeg van wie dat weiland was, deden zij wat hun was gevraagd. "Aan de Markies van Carabas," antwoordden zij tegelijk, want de dreigementen van de Kat hadden hen verschrikkelijk bang gemaakt. U hebt daar een mooi erfgoed", zei de koning tegen de Markies van Carabas." "Zoals u ziet, Sire," zei de Markies, "is het een weide die elk jaar weer overvloedige oogsten opbrengt. De Meesterkat, die nog steeds vooruitliep, kwam lieden tegen, die graan binnenhaalden, en zei tegen hen:"Goede mensen, jullie die daar aan het oogsten zijn, als jullie de koning niet vertellen dat al deze korenvelden van de Markies van Carabas zijn, zal het niet best met jullie aflopen. De Koning, die kort daarna voorbij kwam, wilde weten van wie al die graanvelden waren, die hij zag. "Aan de Markies van Carabas," antwoordden de oogstlieden. De koning vond dat leuk om te horen, evenals de Markies, die hij gelukwenste met zulke mooie bezittingen. Steeds zei de kat dezelfde woorden tegen iedereen die hij tegenkwam en de koning was verbaasd over de grote landgoederen van de Markies van Carabas. |
|
Tenslotte kwam de kat
bij een heel groot en mooi kasteel. De eigenaar was een reus, de rijkste
die er bestond. Want alle landerijen waar de koning door had getrokken,
hoorden bij zijn kasteel. De kat, die zorgvuldig had geïnformeerd wie
die reus was en waar hij toe in staat was, verzocht hem te mogen
spreken. De reus ontving hem heel vriendelijk en zei hem te gaan zitten. En de kat zei: "Er is mij verteld, dat u zichzelf kan veranderen in elk wezen dat u maar wenst. U kunt bijvoorbeeld uzelf bijvoorbeeld veranderen in een leeuw of een olifant.” "Dat is waar," antwoordde de reus "en om u te overtuigen, zult u mij nu een leeuw zien worden." De kat schrok zo erg toen hij een leeuw voor zich zag, dat hij meteen in de gordijnen klom. Kort daarna, toen de kat zag dat de reus zijn oorspronkelijke gedaante weer had aangenomen, kwam hij naar beneden en bekende dat hij erg bang was geweest. En ging nog verder. "Er is mij ook verteld," zei de slimme kat, "maar ik weet niet of ik het geloven moet, dat u zich ook kunt veranderen in hele kleine dieren. Bijvoorbeeld een rat of een muis, maar dit lijkt mij onmogelijk." "Onmogelijk," herhaalde de reus, "u zult dat dadelijk zien." Op hetzelfde moment veranderde hij zichzelf in een muis en begon over de grond te rennen. Nauwelijks had de kat hem gezien of hij sprong bovenop de muis en at hem op. Intussen zag de koning in het voorbijgaan het mooie kasteel van de reus en wenste naar binnen te gaan. De kat, die het geluid van de koets op de ophaalbrug hoorde, rende naar buiten en riep naar de Koning: "Uw Majesteit is welkom in dit kasteel van de Markies van Carabas." ”Mijnheer de Markies," riep de Koning uit, "is dat kasteel ook van u. Ik kan mij niets mooiers voorstellen dan deze binnenplaats en al die deftige gebouwen die er omheen liggen. Laten wij het eens van binnen bekijken, als u het goed vindt." De Markies reikte de jonge prinses de hand en volgde de Koning, die eerst naar binnen ging. Nadat zij via een enorme hal binnen waren gekomen, kwamen zij in een grote zaal, waar zij een uitstekende maaltijd aantroffen. De reus had dit klaar laten maken voor zijn vrienden, die hem juist die dag zouden bezoeken. Maar zij durfden niet binnen te komen, omdat zij wisten dat de koning daar was. Zijne Majesteit was zeer onder de indruk van de goede eigenschappen van de Markies van Carabas. Evenals zijn dochter, die smoorlijk verliefd op hem was. De koning bedacht hoe uitgestrekt zijn bezittingen waren en zei tegen hem, na vijf of zes glazen gedronken te hebben: “U lijkt mij de ideale man voor mijn dochter! En het is mij een eer, om toestemming te geven voor jullie huwelijk.” En natuurlijk aanvaardde de Markies het eervolle aanbod van Zijne Majesteit, want hij was intussen heel erg verliefd geworden op de mooie prinses. En zo trouwde de molenaarszoon met de prinses en zij leefden nog lang en gelukkig. En de Gelaarsde kat? Ook hij kreeg alles wat zijn hartje begeerde. Iedere dag kreeg hij net zoveel muizen als hij wilde. Alleen niet op zondag. Dan ging hij zelf op muizenjacht, omdat hij bang was, dat hij anders het jagen zou verleren. |
|