Klein Duimpje was de jongste van zeven zonen van een arm houthakkersgezin. Hij werd Klein Duimpje genoemd, omdat hij net zo groot als de duim van zijn vader was, toen hij werd geboren. Hij praatte nooit veel, waardoor iedereen dacht dat hij dom was. Ze waren al erg arm, maar toen er later ook nog een erge hongersnood in het land heerste , werd het eten steeds duurder. Tenslotte hadden de houthakker en zijn vrouw geen eten mee voor zichzelf en hun zeven kinderen. Hun vader besluit ze daarom de volgende dag in het bos achter te laten tijdens het houthakken. Want in het bos zouden ze misschien  iemand tegen komen, die  hun zou kunnen helpen, bedacht hij. Zijn vrouw vond het een verschrikkelijk plan,  maar vindt het tenslotte toch goed, omdat ze hier thuis zeker zouden sterven van de honger. Klein Duimpje, die hun gesprek had afgeluisterd, stopte 's morgens vroeg kiezelsteentjes in zijn broekzak en strooide ze onderweg op de grond. Diep in het bos lieten  de ouders de kinderen hout bij elkaar zoeken. Toen ze druk bezig waren liepen de houthakker en zijn vrouw stilletjes een zijpaadje in en gingen op weg naar huis. Ineens zagen de kinderen hun ouders niet meer en begonnen te huilen. Behalve Klein Duimpje. Hij zei tegen zijn broers, dat hij ze naar huis zou brengen en vertelde wat hij onderweg had gedaan. Ze hoefden alleen maar de kiezelsteentjes te volgen en vonden zo de weg terug.

Hun ouders hadden, toen ze uit het bos terugkwamen, een zakje geld op tafel gevonden, dat iemand uit het dorp daar had neergelegd. Daarmee zouden ze een tijdje eten kunnen kopen voor de kinderen. Bedroefd zaten zij bij tafel ,omdat de jongens nu  alleen in het donker bos waren. Toen stonden ze ineens huilend van blijdschap voor hun neus. Blij sloten de ouders hun kinderen  in de armen. Maar het geld raakte op en de ouders besloten hun kinderen weer naar het bos te brengen. Deze keer nog verder, zodat ze niet terug konden  komen. Kleinduimpje hoorde weer hun gesprek en besloot weer kiezelsteentjes te verzamelen, maar de deur was op slot. De volgende morgen kregen ze voordat ze het bos in gingen, allemaal een stuk brood van hun moeder. Het was de allerlaatste korst brood. Klein Duimpje at, ondanks dat hij erge honger had, het brood niet op, maar strooide onderweg kleine stukjes brood. Dan zou hij later, net als met de kiezelsteentjes, gemakkelijk de weg naar huis kunnen vinden. Nadat ze weer alleen werden achtergelaten, probeerde hij, net als de vorige keer, de weg terug te vinden.  Maar dat was niet zo. Want toen Klein Duimpje met zijn broers terug wilde gaan, kon hij geen enkele broodkruimel meer vinden. De vogels hadden alles opgegeten.
 
Hun ouders hadden, toen ze uit het bos terugkwamen, een zakje geld op tafel gevonden, dat iemand uit het dorp daar had neergelegd. Daarmee zouden ze een tijdje eten kunnen kopen voor de kinderen. Bedroefd zaten zij bij tafel ,omdat de jongens nu  alleen in het donker bos waren. Toen stonden ze ineens huilend van blijdschap voor hun neus. Blij sloten de ouders hun kinderen  in de armen. Maar het geld raakte op en de ouders besloten hun kinderen weer naar het bos te brengen. Deze keer nog verder, zodat ze niet terug konden  komen. Kleinduimpje hoorde weer hun gesprek en besloot weer kiezelsteentjes te verzamelen, maar de deur was op slot. De volgende morgen kregen ze voordat ze het bos in gingen, allemaal een stuk brood van hun moeder. Het was de allerlaatste korst brood. Klein Duimpje at, ondanks dat hij erge honger had, het brood niet op, maar strooide onderweg kleine stukjes brood. Dan zou hij later, net als met de kiezelsteentjes, gemakkelijk de weg naar huis kunnen vinden. Nadat ze weer alleen werden achtergelaten, probeerde hij, net als de vorige keer, de weg terug te vinden.  Maar dat was niet zo. Want toen Klein Duimpje met zijn broers terug wilde gaan, kon hij geen enkele broodkruimel meer vinden. De vogels hadden alles opgegeten. Natuurlijk probeerden zij de weg terug naar huis te zoeken. Maar toen het steeds later werd en het ook nog donker begon te worden, werden zij steeds banger. Ze hoorden de wolven huilen.Tenslotte kwamen ze aan bij een huis waarin een reus met zijn vrouw en zeven dochters woonde. De vrouw was heel vriendelijk, maar de reus bleek een menseneter te zijn. Toch besloot zij de jongens in haar huis te verstoppen, want anders zouden zij misschien door de wolven gepakt worden. Maar toen de reus thuis kwam, rook hij mensenvlees en ontdekte hij de zeven broertjes onder het bed, waar zijn vrouw ze voor hem had verstopt. Ze kreeg hem zover dat hij de kinderen niet onmiddellijk op zou eten, maar pas de volgende dag. Ze werden in de slaapkamer van de zeven dochters van de reus in een apart bed gestopt. De meisjes hadden allemaal een gouden kroontje op hun hoofd en de zeven broertjes een mutsje. Klein Duimpje vertrouwde de reus niet en bedacht weer een plannetje. Hij verwisselde 's nachts de mutsjes met de gouden kroontjes. Toen de reus midden in de nacht wakker werd, had hij spijt, dat hij de jongetjes niet meteen had opgegeten. Hij had enorme honger en besloot naar ze toe te gaan. Hij liep zachtjes naar de slaapkamer van de kinderen en sloop naar de kant waar de jongens lagen. Hij durfde geen licht te maken, maar hij voelde met zijn hand over hun hoofden. Zo merkte hij dat zij kroontjes op hadden en natuurlijk dacht hij toen, dat zijn dochters daar lagen te slapen. Hij dacht dat ze van bed waren geruild en liep naar de andere kant, waar hij mutsjes op de hoofden voelde. Zonder het te weten, at hij zijn eigen dochters op. Vanwege het vele eten, viel hij in een diepe slaap.Klein Duimpje en zijn broers verlieten toen heel stilletjes, zo snel mogelijk het huis.

Toen de reus 's morgens ontdekte wat er was gebeurd, trok hij zijn zevenmijls laarzen aan en ging ze achterna. Vermoeid van de achtervolging ging hij vlakbij waar Klein Duimpje zich had verstopt, even liggen en viel in slaap.  Klein Duimpje trok hem voorzichtig de zevenmijls laarzen uit en trok ze aan zijn eigen voeten. Omdat het toverlaarzen waren, pasten ze iedereen. Toevallig hadden ze kort van te voren ontdekt, dat ze in de buurt van hun eigen huisje waren. Daarom gingen de broers alvast naar huis. Klein Duimpje ging toen met grote sprongen van 7 mijlen lang, naar het huis van de reus.  En vertelde aan zijn vrouw, dat rovers de reus vasthielden en hem alleen los zouden laten, als hij al zijn goud en zilver zou geven. Geschrokken ging de vrouw naar de schatkamer en gaf Kleinduimpje net zoveel goud en zilver mee, als hij kon dragen. Ook stopte hij de laarzen nog vol. Daarna ging hij met een reuzenvaart naar huis. Zijn ouders en broers wisten niet wat zij zagen toen hij met zoveel goud en zilver thuis kwam en waren dolblij dat alle zeven zoons weer thuis waren.Honger en armoede hebben zij sinds die tijd nooit meer gehad.
En ze leefden nog lang en gelukkig.