Er was eens een klein meisje dat altijd een rood kapje op haar hoofd droeg. Vandaar dat haar naam ook 'Roodkapje' was.
Op een dag vroeg Moeder aan Roodkapje of zij haar zieke Grootmoeder die in een huisje diep in het bos woonde, een mandje vol met lekkere dingen wilde brengen.
Grootmoeder was namelijk ziek en van dat lekkers zou ze vast snel weer beter worden. Roodkapje hield erg veel van haar Grootmoeder en dus wilde ze het natuurlijk meteen gaan doen. Maar, zo zei Moeder bezorgd, Roodkapje moest op weg naar Grootmoeder wel netjes op het pad blijven, want stel je voor dat ze zou vallen!

Onderweg besloot Roodkapje om een paar mooie bloemetjes te plukken voor haar lieve Grootmoeder, en terwijl ze deze aan het plukken was in het grote bos, kwam Roodkapje de Boze Wolf tegen. De wolf vertelde Roodkapje dat er een eind verderop in het bos nog veel meer mooie bloemen waren en dat ze daar maar
eens moest gaan kijken. Roodkapje deed wat de wolf zei, en ging verder het bos in. De wolf zag zijn kans groter worden op een mals hapje en ging meteen naar het huisje van Grootmoeder en deed daar net alsof hij Roodkapje was die bij de oma op bezoek kwam.
De wolf peuzelde de arme oma met huid en haar op, trok haar kleren aan en ging in haar bed liggen.

Roodkapje kwam wat later aan bij het huisje. Zachtjes klopte ze op de deur.
"Hier ben ik oma, Roodkapje," riep ze.
Kom maar binnen, liefje, kom maar vlug binnen," riep de wolf met een krakerig gefluister, waarvan hij maar hoopte dat het een beetje klonk als de stem van de oude grootmoeder.
"Trek maar aan het touwtje, dan gaat de deur vanzelf open," Het meisje had niet in de gaten dat het de Boze Wolf was die in Grootmoeders bed lag.
"Kom maar hier kindje en geef je oma een dikke zoen!"

"Maar Grootmoeder," zei Roodkapje, toen ze vlak bij het bed was,
"Grootmoeder - wat heeft u grote armen?" "Dan kan ik je beter vasthouden, m’n kind," antwoordde de kwade wolf.
"En grootmoeder, wat heeft u grote oren!" Dan kan ik je beter horen! "
zei de wolf.
"En grootmoeder, wat heeft u grote ogen!"
"Dan kan ik je beter zien, kind!" zei de wolf.
"En grootmoeder, wat heeft u opeens een grote mond gekregen!" riep Roodkapje uit.
"Ahá, Ohó!" grauwde de grote boze wolf.
"Daarmee kan ik jou beter opeten!"
Toen Roodkapje erachter kwam, dat het haar Grootmoeder helemaal niet was, maar de Grote Boze Wolf, was ze te laat!
In enkele seconden at de Wolf ook haar op.

Na deze malse boutjes ging de hij een dutje doen, maar hij snurkte zo hard,
dat de Jager, die buiten voorbij liep, het hoorde. Hij ging Grootmoeders huisje
binnen en zag de Wolf liggen. Hij vermoedde meteen wat er was gebeurd,
want de buik van de wolf was enorm dik!
De Jager bevrijdde Roodkapje en Grootmoeder door de buik van de Wolf open te snijden. Opgelucht kwamen Grootmoeder en Roodkapje uit de buik van de Wolf. Samen deden zij een stel grote stenen in de buik van de Wolf, zodat hij niet zou merken, dat ze eruit waren.
Toen de Wolf wakker werd voelde hij zich niet echt lekker en had een ontzettende dorst.
Hij ging naar buiten en wilde water uit de put drinken, maar daardoor rolden alle stenen in zijn maag naar voren en viel hij met een plons voorover in de diepe put! En niemand heeft ooit meer last gehad van de Wolf.....